maandag 19 januari 2009

De Eedaflegging

Dinsdag is het dan zover, de president elect Barack Obama zal de eed als staatshoofd afleggen en zijn ambtstermijn als president van de Verenigde Staten aanvatten.
Afgaande op de miljoenen toeschouwers die bij deze eedaflegging aanwezig gaan zijn en de honderden miljoenen, zoniet miljarden televisiekijkers, die rechtstreeks of in uitgesteld relais deelachtig zullen zijn aan deze gebeurtenis, moet het woord dat hier gegeven gaat worden toch zeer waardevol zijn.
Alleszins zal de heer Obama een speech gaan afsteken die geboekstaafd zal worden in de annalen van de Verenigde Staten.

Google: Barack Obama inaugural address

YouTube: 39 Words that Make a President
YouTube: U.S. Presidential Inauguration History Vignettes

Archive: Past Inaugurations
Gutenberg: US Presidential Inaugural Adresses
Elsevier.nl: Biografieën Amerikaanse Presidenten

Maar volstaat dat of dient de president elect ook de vingers waarmee hij zijn eedgebaar aflegt met speeksel te bevochtigen? Dient hij misschien eens flink te spugen langs de opgeheven arm of de afkondigingsakte te bezegelen met een druppel eigen bloed?
Natuurlijk dienen we ook goed de vingers van de andere hand in te gaten te houden want zo deze gekruist zouden zijn is de eed niet ernstig gemeend!
U zal dit waarschijnlijk allemaal formalistische details noemen waarvoor geen plaats meer is in ons consensualistisch rechtssysteem, maar toch hield ik eraan om deze historische gebeurtenis aan te grijpen om enige tradities en gebruiken rond een eedaflegging even in herinnering te brengen. Het is geen gezever dat ik hier vertel en om de ernst van mijn tekst te onderlijnen zal ik hier dan enige fragmenten aanhalen uit een eerbiedwaardige bron.

Op de website van het Project Gutenberg vond ik volgend nederlandstalig boek: de Jongh, Karel, Magie bij de Grieken en Romeinen en ik geef hieronder een bloemlezing weer uit dit werk.


De studie van de volkenkunde leert dat bij de primitieve volkeren algemeen de overtuiging heerscht, dat hunne hoofden of leiders eene bijzondere kracht of zelfstandigheid bezitten, die men tegenwoordig gewoonlijk met een Polynesisch-Melanesisch woord "mana" noemt, door welke zij o.m. ook zieken vermogen te genezen.

Hetzelfde geloof heerschte in Europa. Van de Engelsche koningen verwachtte men wonderdadige hulp tegen klierziekten. Koningin Elizabeth (1558-1603) oefende herhaaldelijk de gift der genezing uit. Karel I zou in 1633 op één dag honderd, zijn zoon Karel II in den loop van zijne regeering (1660-1685) ten naastenbij honderdduizend klierlijders hebben aangeraakt. Ook Fransche koningen traden als wonderdadige genezers op. Dat door de kracht der suggestie de koninklijke aanraking vaak zal hebben geholpen is niet onwaarschijnlijk; of echter ook nog het "magnetische fluïde" er wel eens bij in 't spel is geweest, moeten wij vooralsnog in 't midden laten.

Tacitus, de klassieke historicus uit de Romeinse tijd verhaalt in Historiën IV, 81 hoe zijn oudere tijdgenoot, keizer Vespasianus (69—79) zelf eene wonderdadige genezing verrichtte:

"Gedurende die maanden, dat Vespasianus te Alexandrië de passaatwinden en eene rustige zee afwachtte, gebeurden er vele wonderen, waaruit de gunst des hemels en eene zekere genegenheid der goden jegens Vespasianus bleek. Iemand van het mindere volk uit Alexandrië, bekend als ooglijder, wierp zich voor zijne knieën neer en smeekte hem jammerend om genezing van zijne blindheid. Hij verzocht den keizer zich te verwaardigen, zijn wangen en oogkringen met het vocht van zijnen mond te besproeien. Een ander, met eene lamme hand, verzocht door den keizerlijken voet te worden getreden. Vespasianus lachte er eerst om en weigerde; toen ze bleven aandringen, ging hij weifelen; nu eens vreesde hij een mal figuur te slaan, dan weer vatte hij door hun gesmeek en de taal van vleiers, hoop; tenslotte beval hij geneesheeren te onderzoeken of zulke blindheid en lamheid door menschelijke hulp te genezen was. De medici zeiden, na allerlei discussies, dat bij de eene het gezichtsvermogen niet vernietigd was en terugkeren zou, als de beletselen verwijderd werden; van den andere kon het verstijfde lid weer door aanwending eener heilzame kracht hersteld worden. Misschien was dit de wil der goden en de keizer voor de volvoering daarvan uitgekozen; en tenslotte zou als het geneesmiddel slaagde, de keizer er de eer van hebben, als het faalde, de spot de ongelukkigen treffen." Toen gaf Vespasianus, in de meening dat zijn geluk geen grenzen kende en niets verder ongeloofelijk was, zelf met een blij gelaat, en te midden van de gespannen verwachting der aanwezige menigte, aan het verzoek gehoor. Terstond werd de verlamde hand weer lenig en herblonk voor den blinde het daglicht. Zij die er getuigen van waren, vermelden nog beide feiten, nu er met een leugen niets te verdienen valt".

Men vergunne ons hier eene uitweiding.

Aan het speeksel wordt ook elders geneeskracht toegeschreven. Bij de Romeinen meende men door eene dagelijksche bestrijking 's morgens met speeksel druipoogigheid te kunnen genezen.
(Plinius, Hist. nat. XXVIII 37.)

De Joden geloofden, dat bespuwing een goed middel tegen oogziekten was.

De Islamieten gelooven nu nog, dat door het lichaamsvocht van hunne sjeichs (heiligen) baraka (zegen, genade, d.w.z. een fluïde, levenskracht of genezingskracht) kan worden overgebracht.

Van de Wakerewé, een volksstam in Midden-Afrika, bericht Stanley dat de onderdanen zich door hun koning in de handen lieten spuwen en dan vervolgens hunne oogen bestreken, blijkbaar omdat zij aan het vocht van den koninklijken mond geneeskracht toeschreven. Dit alles laat zich gemakkelijk verklaren door het primitieve geloof, dat het lichaam o.m. van opperhoofden, van "mana", eene magische kracht of zelfstandigheid is doortrokken.

(aangehaald uit: de Jong, Karel H.E., Magie bij de Grieken en de Romeinen, Project Gutenberg, Ebook #15215, 2005)

De eerste eeuw vóór onze jaartelling kenmerkt zich o.m. door een steeds toenemend verzet tegen materialisme en scepticisme. De ingewikkelde atoomleer zoowel als de onvruchtbare twijfelingen lieten de dieper denkenden op den duur onbevredigd. Het Pythagoreïsme en het Platonisme herleefden. Het onzienlijke en buitengewone trok weer in verhoogde mate de aandacht. Posidonius (± 135—± 51), een der invloedrijkste denkers, de Leibniz der oudheid, evenzeer uitmuntende in de wiskundige wetenschappen als in de geschiedenis, hecht aan droomen en gelooft aan demonen.

En terwijl het Romeinendom aldus door het Oosten op het slagveld werd gestuit, onderging het tevens in steeds toenemende mate den invloed van het Oosten op geestelijk gebied. Het is geen toeval, dat de invloedrijkste denker der eerste eeuw v. Chr., Posidonius uit Syrië afkomstig was. Aan Posidonius bovenal is het o.m. toe te schrijven, dat eene door en door Oostersche leer, de astrologie, in Rome tot aanzien kwam. Zooals wij zagen, werd de astrologie door de wetgevers met de magie op ééne lijn gesteld.

-----------------------------------------
De Eedaflegging,
door Eric Verdonck.

zie verder:

Yes We Can!